WIJNKLEUREN

Na de pluk worden de druiven deels ontsteeld en meestal licht gekneusd

      

Blauwe druiven gaan voor het maken van rode wijn met schil en al in de gistkuip en na ongeveer een etmaal komt de gisting op gang. Er ontstaat dan een koolzuurgas borrelende en sputterende druivenbrij van schillen, stelen pitten en vruchtvlees, die een dikke roze gekleurde deken boven op de most vormt. Het geweld dat ontstaat bij dit proces, wordt veroorzaakt door de gistcellen (saccharomyces cerevisiae ellipsoïdens) die in veel gevallen van nature op de druif aanwezig zijn, waardoor de aanwezige suikers in de druivenmassa worden omgezet in alcohol.

 

Om zoveel mogelijk (kleur-) en aromastoffen vanuit de schillen en vruchtvlees af te staan aan de most, wordt de druivenbrij er een paar maal goed doorheen geroerd (pigeage). De tijd dat de schillen en pitten van de druiven meegisten en meeweken, is uiteindelijk bepalend voor het karakter van de wijn, waarbij een langer contact met de schillen-/vruchtvleesmassa mede zorgdraagt voor een grotere hoeveelheid tannine (looizuur dat een wrang bittere smaak veroorzaakt), en zullen de schillen meer kleurstoffen (anthocianen) afgeven, waardoor de wijn uiteindelijk intenser van kleur zal zijn.

 

Op het moment dat alle suikers zijn omgezet, stopt de gisting vanzelf en spreekt men doogaans van een droge wijn. Ook wanneer er een alcoholpercentage van rond de 14 % is bereikt, zal ondanks de nog aanwezige suikers de gisting stoppen en spreekt men van een zoete wijn. Afhankelijk van de wijnsoort wordt de massa dan na 5 tot 15 dagen (na het laten aflopen van de "losse" wijn) geperst en in vaten overgepompt om verder uit te gisten. De tijdens de gisting ontstane vaste bestanddelen zakken naar de bodem van het vat en zetten zich daar af.

 

Na een rustperiode zal de wijn worden "overgestoken" (soutirage) naar een nieuw vat met achterlating van het gevormde bezinksel, waardoor de jonge wijn zuiverder wordt. Bij topwijnen zal dit in de loop der jaren meerdere keren worden herhaald, waardoor een heldere klare wijn ontstaat met allure en raffinement, waarbij het contact met het hout zorgdraagt voor een typisch vanille aroma. Na de vatontwikkeling zal de wijn worden gebotteld en kan een verdere flesrijping zijn aanvang nemen.

 

Het moment is aangebroken om de wijn zijn rust te gunnen in een donkere, koele kelder om uiteindelijk tot wasdom te komen. De tijdsduur voor deze ontwikkeling is per soort verschillend, waarbij een eenvoudige wijn met weinig zuren en tannine eerder rijp en op dronk zal zijn dan een tanninerijke wijn. Een Cotes du Rhône kan na drie jaar al op dronk zijn, en een grote Bordeaux zal zijn kwaliteiten pas na 10 tot 15 jaar tonen. Tijdens deze rijpingsperiode vinden er in de fles verschillende processen plaats, die de wijn haar eigen specifieke karakter geven. In de loop der jaren zal de smaak en de kleur van de wijn zich ontwikkelen en veranderen, waarbij harde tannines zachter worden. De kleur zal verlopen van mooi donker paarsrood naar een fonkelend helder scharlaken tot kersenrood met oranjebruin tinten. Een soepele, perfect smakende verrassing, die alle kleur en smaak in harmonie zal overtreffen.

 

    

 

                2 jaar oude                10 jaar oude                    27 jaar oude                     56 jaar oude

                 Bordeaux                    Bordeaux                    Bordeaux perfect               Bordeaux overrijp 

                                                                                         op dronk  

Op deze afbeelding zie je het verloop van de verkleuring van een rode wijn door de jaren heen. Het is erg moeilijk om de kleuren via een afbeelding te bekijken. Ga daarom zelf eens op onderzoek uit. Neem een wijn, bijvoorbeeld een Bordeaux van 3 jaar oud, en een Bordeaux van zo'n 9 of 10 jaar oud. Neem nu een stuk wit papier en steek een kaars aan. Houdt het glas iets schuin in het schijnsel van het licht tegen de witte achtergrond van het papier. Je kan nu duidelijk een verschil waarnemen, waarbij je speciaal op de buitenste rand en het iets daaronder gelegen gebied moet letten (zie de afbeeldingen). Een jonge wijn is daar helder paarsrood en bij een wat rijpere wijn zie je een kleurenspel van vol kersenrood tot een lichte oranjebruine tint.