Niet echt; slechts een paar wijnen gaan er op vooruit door ze wat tijd te gunnen. De meeste worden door ze te bewaren wel ouder, maar daarom nog niet beter of lekkerder.
Ongeveer 9 op de 10 wijnen komen drinkrijp op de markt en zijn bestemd om binnen één à twee jaar gedronken te worden. Voor de meeste wijnen gelden bewaartijden van één tot maximum drie jaar. Deze wijnen moeten dan ook niet "liggend" maar kunnen "staand" bewaard worden. Er bestaat in deze tijdspanne zeker geen risico tot uitdroging van de kurkstop en het kontaktvlak van de wijn met het omgevend medium is hierdoor het kleinst. Dat de meeste mensen hun wijnen toch liggend bewaren heeft dus niet altijd met de noodzaak ervan te maken maar wel, met dat beetje "snobisme" dat een-ieder van ons bezit. Tenslotte worden of werden "extreem goede" en oude wijnen toch altijd liggend bewaard en gerijpt.
Indien de wijnen binnen het jaar verbruikt worden mogen deze in of bij huiskamertemperatuur bewaard worden. Als de verwachte bewaartijd langer is kunnen de wijnen best op een koelere (± 8 - 12° C) en donkere plaats opgeslagen worden. Ideaal is, een zo constant mogelijke temperatuur, die gelijk of lager is dan 10° C. Bij deze temperatuur komen b.v. ook de azijnzuur-bacteriën niet voor. Door het bewaren bij een lage temperatuur vertraagd het verouderingsproces van de wijn. De meeste witte of rosé-wijnen kunnen best in de koelkast bewaard worden.
Echte bewaarwijnen worden normaal "liggend" of schuin-liggend en bij een relatief stabiele en koele temperatuur bewaard. Hierdoor wordt de kurkstop vochtig gehouden en droogt minder uit. Controleer of er een duidelijk merkteken op de fles is aangebracht. Dit merkteken moet steeds naar dezelfde kant gekeerd blijven (bovenkant). Hierdoor verzameld het neerslaande residu zich steeds op dezelfde plaats in de fles. Bij het overhevelen van een oude bewaarwijn in een karaf om te "decanteren" moet hiermee rekening gehouden worden. Denk er echter aan dat bijna alle wijnen, dus ook de meeste bewaarwijnen, een tijdstip hebben dat ze moeten verbruikt worden. Het verder opslaan heeft dan alleen een daling van de kwaliteit en smaal tot gevolg.
Moderne afdichtstoppen (zelfs kurkstoppen) worden tegenwoordig "behandeld", zodat gevaar voor uitdroging zo goed als uitgesloten is gedurende de normale en maximale opslagtijd . Men kan dus tegenwoordig bijna alle normale "bewaarwijnen" staande bewaren. Indien de wijn niet lang bewaard wordt, bewaar de flessen dan altijd "staande". Hierdoor is het eventueel contactvlak van de wijn met de lucht het kleinst (oxidatie).
Meer en meer worden de wijnflessen tegenwoordig afgesloten met stoppen uit kunststof en is het verouderen en uitdrogen van de natuurkurk hopelijk voor altijd van de baan. Ook van het probleem van de zogenaamde "kurksmaak" is men verlost. Deze kurksmaak wordt veroorzaakt door contaminatie van de kurk met trichlooranisol. Het vernieuwen van uitgedroogde afdichtstoppen van wijnflessen wordt door de kunsstofstop ook zo goed als overbodig
De wijnflessen kunnen, bij gebruik van afdichtingen uit kunststof, altijd "staande" bewaard worden en dit ook voor zeer langdurige opslag. Een ander voordeel hiervan is, dat men dan geen markeringen (bv. verfstip) meer hoeft aan te brengen op de flessen. De droesem zet zich dan immers altijd af in de bodem van de fles. De juiste bewaarpositie is dan ook niet meer zo belangrijk Het "liggend" bewaren heeft echter het voordeel dat de fles niet kan "omvallen" en breken. Dat zou zeer spijtig zijn na al die moeite en tijd die men erin gestoken heeft. Men moet dan natuurlijk wel een markering aanbrengen bij langdurige opslag..
Als een wijn langer dan een paar jaar houdbaar moet zijn, heeft deze een bepaald gehalte aan tannine nodig. Deze natuurlijke bewaarmiddelen kunnen afkomstig zijn van de druivenschillen, de pitten en de stelen ervan. Heeft de wijn te weinig tannine dan "verslapt" hij te vroeg maar bij een teveel smaakt de wijn "hard en bijtend" en zal nooit aangenaam zijn om te drinken. De meeste wijnbouwers (en andere drankenproducenten) gebruiken de eerdere bittere tannine uit de stelen echter niet en verwijderen deze dan ook grondig. De producenten van goede (en duurdere) wijnen geven tegenwoordig de voorkeur aan de fijnere tannine die het eikenhout aan de wijn afgeeft tijdens de rijping ervan op de houten vaten. Tegenwoordig rijpt de wijn echter meestal in roestvaste stalen reservoirs die voorzien zijn van een speciale ontgassing- en omvloei-installatie. Deze tanks zijn dan "geladen" met verse of halfgedroogde eiken houtschilfers die afkomstig zijn van de zomereik.
Rode wijn
Een bewaarwijn is niet per definitie maar wel meestal een rode wijn.
Van rode wijn is bekend dat bij het ouderen de fenolen een belangrijke rol spelen. Deze fenolen zijn de tannines en de kleurstoffen. Ze gaan na verloop van tijd met de zuurstofverbindingen aan, die als bezinksel worden afgezet. Dit verklaart waarom oude(re) rode wijnen minder tannineus zijn dan jonge en waarom ze minder rood-blauwe kleurstoffen hebben. Tegelijkertijd gaan de duizenden (!) elementen die bijdragen aan de geur en de smaak van de wijn zowel onderlinge reacties aan als reacties met de fenolen. Hierdoor ontstaan steeds complexere samenstellingen, zo complex dat de term 'bouquet' voor het aroma van een gerijpte wijn inderdaad op z'n plaats is. Rode wijn wordt ook meestal harder gezwaveld dan zijn witte soortgenoten.
Witte wijn
Hoe zit het met wit? In het algemeen geldt dat witte wijnen gevoeliger zijn voor zuurstof dan rode, en daarmee ook voor verkleuring. Ze bezitten namelijk veel minder fenolen dan rode.
De gangbare opvatting is dat ze daardoor minder goed zouden rijpen dan die rode. Toch is dat geen afdoende verklaring. Zie bijvoorbeeld hoe bepaalde Rieslings zich tientallen jaren lang op fles kunnen ontwikkelen. Veel en veel langer dan, pak weg, een rode wijn als Beaujolais Villages. En dat terwijl die Rieslings én weinig fenolen én weinig conserverend werkende alcohol hebben. Waar ze wel over beschikken zijn zuren. Daarvan wordt aangenomen dat ze conserverend werken. Vooral witte wijnen die geen malolactische gisting (= omzetting van de appelzuren in melkzuren) hebben ondergaan, zoals de Duitse Rieslings, rijpen uitstekend. Wijnen die wel een 'malo' ondergaan, zoals nogal wat Chardonnays uit de Nieuwe Wereld, verliezen daardoor een deel van de voor rijping zo cruciale appelzuren. De ervaring leert verder dat edelzoete wijnen die gemaakt zijn van laat geoogste of van door botrytis (edele rotting) aangetaste druiven in de regel uitstekend ouderen. Evenals zuren werken ook restsuikers conserverend. Wellicht is er nog een bijkomende factor met een gunstig effect op de rijping: een hoog extract van mineralen in de wijn. Rosé-wijnen tenslotte rijpen zelden goed, omdat ze noch de fenolen van een rode wijn noch de zuren van een witte hebben.